De vastgestelde prevalentie van keratoconus onder de algemene bevolking is ongeveer 1 op 2000, maar in sommige delen van de wereld lijkt het vaker voor te komen. De aandoening wordt over het algemeen zichtbaar tijdens de puberteit en kan in ernst toenemen tot de leeftijd van ongeveer 40 jaar, wanneer er vaak stabilisatie lijkt op te treden. Sterke veranderingen kunnen worden gezien wanneer hormoonwisselingen binnen het lichaam plaatsvinden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de puberteit of tijdens zwangerschap of hormoonkuren. Het is belangrijk dat keratoconus regelmatig wordt gecontroleerd om progressie tijdig vast te kunnen stellen.
De precieze oorzaak van keratoconus is nog niet precies bekend. Het lijkt erop dat zowel genetische en omgevings- als mechanische factoren een rol spelen in de ontwikkeling van de aandoening. Mogelijk is er sprake een genetische aanleg en is er een trigger vanuit de omgeving nodig om de aandoening tot ontwikkeling te brengen. Ook lijkt keratoconus vaak samen voor te komen met atopie, Downsyndroom, Ehlers-Danlos syndroom, Marfan en Leber congenitale amaurose. Recent onderzoek heeft daarnaast aangetoond dat ontstekingsmediatoren mogelijk een rol spelen bij de ontwikkeling en progressie van keratoconus en dat ook extreem veel en hard wrijven in de ogen een risicofactor is voor de ontwikkeling en progressie van deze aandoening.
Afhankelijk van de ernst van de aandoening kunnen alle lagen van het hoornvlies betrokken raken bij het ziekteproces. De achterste (basale) epitheelcellen van het hoornvlies kunnen achteruitgaan in functie en de laag van Bowman kan breuken gaan vertonen, die vervolgens worden gevuld met stroma. Het stroma verliest zijn stevigheid, onder andere door afname en verandering in organisatie van het aantal lamellen. Het membraan van Descemet en het endotheel zijn meestal niet aangetast. Bij ernstige keratoconus kan er echter een breuk in het membraan van Descemet ontstaan.
Om een juiste diagnose te kunnen stellen, eventuele veranderingen in de aandoening goed in kaart te kunnen brengen en een goed vervolgtraject en/of behandeling in te zetten zullen tijdens uw polikliniek bezoek verschillende onderzoeken gedaan worden, zoals:
Wilt u meer weten? Download hier onze folder.
Bij de keuze voor behandeling van keratoconus en andere hoornvliesectasieën worden de ernst van de aandoening, de aard van de klachten en de aanwezigheid van eventuele progressie als uitgangspunt gebruikt.
Omdat er een grote samenhang is ontdekt met de verergering van keratoconus en het wrijven in de ogen luidt het eerste advies om niet meer in de ogen te wrijven. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit een gunstig effect heeft op de stabilisatie. Indien een allergie ten grondslag ligt aan het wrijven dan kan hiervoor medicatie worden voorgeschreven door de oogarts.
In de beginfase van de ectasie is de gezichtsscherpte vaak goed te verbeteren met brilcorrectie. Wanneer brilcorrectie onvoldoende effect heeft, dan kan met behulp van contactlenzen het zicht worden verbeterd. Dit is goed mogelijk bij zowel een beginnende als gevorderde hoornvliesectasie. Er zijn verschillende soorten contactlenzen beschikbaar, waaronder zachte lenzen, vormstabiele lenzen, hybride lenzen en scleralenzen. Advies en aanmeting van contactlenzen is mogelijk in de kliniek en wordt gedaan door Visser Contactlenzen.
Soms zal een hoornvliesoperatie geadviseerd worden/ nodig zijn. Er bestaan verschillende behandelingen, afhankelijk van de ernst van de keratoconus en het beoogde doel.
Wilt u meer weten? Download hier onze folder.